dinsdag 2 december 2008

Trektocht naar Choquequirao (27/11 - 01/12)

Donderdagmiddag vertrok ik samen met Thomas, Dorien en Marlisa richting Choquequirao. Dit complex wordt ook wel eens de tweede Machu Picchu genoemd, alleen heeft het toerisme zijn weg amper gevonden naar deze plaats en is de blootlegging van het complex nog volop aan de gang.

Via een leraar van onze Spaanse school wisten we hoe we zonder reisbureau de trektocht konden organiseren. We zouden met de bus tot in Ramal rijden en van daar een taxi naar Cachora nemen, waar we een gids en ezels konden huren. Na een busrit van drie uur belandden we in het donker ergens in the middle of nowhere. Ramal bleek een kruispunt te zijn waar een vijftal huizen stonden. We konden er inderdaad een taxi nemen, maar we hadden er niet op gerekend dat de mensen op het platteland op het ritme van de natuur leven en de chauffeurs dus al waren gaan slapen. Gelukkig konden we één van de chauffeurs uit zijn bed krijgen. We mochten onze slaapmatjes in zijn 'rommelkot' neerleggen, van zijn slaapkamer gescheiden door een dunne muur. De arme man zal daardoor nog een tijd wakkergelegen hebben van ons gestommel - of was het door de luide ruzie van de buren. Het werd een nacht zonder veel slaap, tussen de opgegeten maïskolven, oude schoenen, ... maar een toffe ervaring! De regen gutste uit de hemel, dat beloofde voor onze eerste wandeldag.

Om 5u15 trommelde de chauffeur ons op. Het was gestopt met regenen. Drie kwartier en heel wat prachtige uitzichten later kwamen we aan in Cachora. Daar huurden we twee ezels en de gids. Om tien uur vatten we onze wandeling aan, Thomas en ik met onze trekrugzak op de rug. De eerste kilometers waren vrij gemakkelijk, al trachtte de hitte het ons wel lastig te maken. Vervolgens daalden we van 3300 meter af naar 1800 meter, een wandeling van 10 km. Met pijnlijke knieën kwamen bij een rivier, waar volgens onze leraar een loodzware helling zou beginnen. De eerste meters vroeg ik me af waar hij drama over maakte, maar twee bochten verder zag ik waar hij het over had. We moesten slechts drie kilometer stijgen, maar reken daar de hoogte, een gemiddeld stijgingspercentage van minstens 20 procent en de hitte bij en je krijgt een idee van de lastigheidsgraad. Na vier keer sterven konden we onze tent in het donker opslaan op een kleine camping, onder het licht van onze zaklampen en de bliksemschichten die zich in de verte tegen de hemel aftekenden. We wasten ons in een rivier, heerlijk was dat na 25 kilometer wandelen.

De volgende dag stond onmiddellijk een even steile beklimming van vier kilometer op het programma. Opnieuw heel zwaar en in de felle zon, maar het kan soms zalig zijn om af te zien. De zeven klimkilometers hadden ons tot op 3300 meter hoogte gebracht, dus 1500 meter hoger dan de rivier. We kwamen op een camping die zeker de prijs voor de mooiste lokatie wegkaapt: na de vrij kale begroeiing kwamen we plots in een groene oase van gras. De omgeving werd gekleurd door hoge bergtoppen. In de verte konden we Choquequirao zien liggen.

We sloegen omze tent op en maakten ons middagmaal klaar. Daarna lieten we onze rugzakken voor wat ze waren en vertrokken we voor een tocht van 4 km naar Choquequirao. We zagen een deel van het complex in de verte liggen, indrukwekkend hoe de landbouwterrassen tegen de berg opkropen. Op Choquequirao zelf (het gedeelte waar gebouwen staan) was er niemand te zien. Samen met ons waren er die dag slechts 7 toeristen geweest. Daar zal de lastige tocht wel voor iets tussenzitten. Het gedeelte met huizen van het complex was niet bewoond in de tijd van de Inca's. De mensen leefden in grotten vlakbij het complex. Choquequirao diende als ontmoetingsplaats tussen de Inca en zijn gasten. Bovendien functioneerde het ook als gevangenis: leugenaars, luierikken en bandieten werden in een minicel opgesloten (je kon er enkel rechtstaan) en konden de cel enkel verlaten om naar het toilet te gaan. Dan konden wij met onze gepijnigde spieren niet klagen ...
Hierna daalden we af naar de 'lama's', een complex waar de Inca's afbeeldingen van lama's in hadden verwerkt door verschillende kleuren van stenen te gebruiken. Pas van op afstand werd duidelijk hoe vernuftig de Inca's wel waren. De lama's waren diagonaal gebouwd zodat het leek alsof ze in een colonne de berg optrokken. Ik vraag me af hoe ze dit van dichtbij zo konden construeren, zonder een overzicht over het geheel te hebben.
Vervolgens stegen we opnieuw naar de huizen en kwamen we compleet uitgeput boven. Een dutje van 15 minuten deed ons deugd en we konden terug naar de camping.

De derde dag keerden we terug via een andere route. We begonnen met een vrij gemakkelijk stuk van 5 kilometer, daarna volgde een loodzware afdaling van 10 km. We daalden 1500 meter in de volle zon. Een kort dutje naast de rivier bracht ons opnieuw op krachten, voor een nieuwe klim van 7 km. Opnieuw overwonnen we 1500 meter hoogte. We kwamen aan in het donker en mochten onze tent opslaan in de tuin van een hacienda. In de hacienda wonen twee families die samen land verbouwen. De gids vertelde ons een waar horrorverhaal over de eerste eigenaar van de hacienda. Het verhaal zou trouwens verfilmd geweest zijn volgens de gids. Er woonde een Noord-Amerikaan samen met zijn zus. Ze hadden drieduizend koeien in hun bezit en verschillende Peruanen in dienst om het land te verbouwen. De man schoot echter niet goed op met zijn zus. Hij sloeg haar, sloot haar op in haar kamer, ... Uiteindelijk heeft hij haar vermoord in kokende melk. 20 jaar geleden stierf hij nadat zijn lichaam vanbinnen volledig opgegeten was door een parasiet.
Wat er ook van zij, het was een prachtige lokatie om te kamperen. We werden ook direct uitgenodigd om thee te drinken. Thomas en ik werden meermaals in de lucht geprezen als 'papa lindo' door een oudere man die duidelijk te veel op had.

De vierde dag keerden we terug naar Cuzco. Het werd een helse taxirit langs de afgrond om terug tot in Ramal te raken. Daar wouden we de bus nemen naar Cusco. De plaatselijke bewoners trachtten ons wijs te maken dat er geen bus meer kwam die dag en dat we met hun taxi zouden moeten gaan. Vijf minuten later kwam echter een bus voorbij. Toen probeerden de bewoners ons nog wijs te maken dat de bus meer kostte dan de taxi. Niets van waar natuurlijk, voor een spotprijs konden we opstappen en meerijden naar Cusco. Daar beloonden we ons op een heerlijke maaltijd. Na drie dagen noodles als ontbijt en pasta met rode saus als middag- en avondmaal smaakte het dubbel en dik!

Geen opmerkingen: